
De situatie was dat ik een examen moest maken voor Digitale Vaardigheden. Wat er gebeurde, is dat ik door dit examen een voldoende heb gehaald. De aanleiding was dat ik dit examen moest maken voor school, om het resultaat op mijn diploma te krijgen.
De hele klas moest het examen maken. Het speelde zich af in het examenlokaal. Het examen vond plaats op een vrijdag, in de eerste week van sprint 3 van deze periode.
Mijn taak was om het examen te maken. Mijn rol was om het examen zo goed mogelijk te maken. Mijn doel was om een voldoende te halen. Ik had verwacht dat het examen makkelijk zou zijn. Ik vond dat ik het goed moest maken, om een goed cijfer te halen dat op mijn diploma komt te staan.
Ik was verbaasd dat ik een goed cijfer had gehaald, ondanks dat het een lastig examen was. Ik pakte het goed aan, waardoor het examen goed ging. Er werd nergens op gereageerd en dat vond ik niet erg. Ze zeiden niets, en daardoor voelde ik ook niets.
Het resultaat was dat ik het examen goed had gemaakt en een voldoende had gehaald. Het liep goed af. De anderen reageerden ook goed op hun cijfers.
Ik vond dat ik het examen goed had gedaan. Ik was heel tevreden met het resultaat. De volgende keer zou ik niets anders doen. De essentie van wat ik heb geleerd, is dat je veel dingen kunt doen met Excel. Ik kan veel leren over Word, PowerPoint en Excel, en dit later ook vaak gebruiken.